Bartholomeus Johannes Westerbeek van Eerten               1817-1888      Stad

-Coops            p. 57-58                                  kolom XII regel 18 Nr. 198

-Gijsbers         p. 90                                       –

 

Hardstenen staande en liggende zerk uit 1888.

 

De ligging van het graf

Alle graven op de Stadsbegraafplaats zijn op het oosten georiënteerd. Symbolisch voor de ligging van het grafmonument is dat het ‘kijkt‘ naar de westelijke richting. De herder –Bartholomeus was predikant- kijkt zijn kudde aan, zoals in de kerk.

 

Versieringen en symbolen van het graf.

De ster

De geboortester, wordt ook wel met een vierpuntige ster weergegeven. De hier aangebrachte ‘vijfpuntige’ ster is een pentagram. In de oudheid was dit het symbool voor welstand en gezondheid. In de Christelijke leer staan ze voor de 5 wonden van Christus.

De handen

Ineengrijpende handen, zijn het symbool van liefde, trouw en verbondenheid tussen man en vrouw.

De guirlande

De hier aanwezige laurierguirlande is hier symbool voor het eeuwige leven.

De draperie

Deze heeft hier geen symbolische betekenis. Het is meer aangebracht als opluistering of versiering van de grafsteen, zoals in de schilderkunst een draperie werd gebruikt in de betekenis van ‘bekleding met afhangende of geplooide stof’.

 

 

Bartholomeus wordt geboren op 1 juli 1817 in Nieuwvliet en overlijdt op 2 januari 1888 in de gemeente Stad-Doetinchem.

Hij is dan 70 jaar oud.

Bartholomeus was Hervormd predikant.

Zijn vader was; Lodewijk Frederik Westerbeek van Eerten (1776-1855) Burum-Varsseveld

Zijn moeder was; Catharina Geertrui Henrij                        (1778-1833) Hasselt-Varsseveld

 

Hij trouwt op 12 november 1845 in de gemeente Rotterdam met;

Neeltje Oudijk Van Putten    geboren op 31 maart 1821 en overleden op 5 september 1886 in de gemeente Stad-Doetinchem

Haar vader was; Ary Oudijk van Putten                                (1812-1871)

Haar moeder was; Jacoba Torman¹)                                     ( -1851)

 

 

Uit dit huwelijk zijn geboren;

  1. Lodewijk Frederik Arij 1849-1923 Varsseveld-Varsseveld             predikant
  2. Jacoba Catharina Dina 1854-1908 Varsseveld-Kampen
  3. Jacobus Johannes 1856-1926 Varsseveld-Kampen               predikant
  4. Karel Gerhard Marie 1858-1923 Stad-Kampen                         predikant
  5. Johanna Henriette 1859-1959 Stad-Stad

 

Vooraf

In het voorgeslacht van Bartholomeus Johannes Westerbeek van Eerten –verder te noemen B.J.- komen zowel in de vrouwelijke als ook in de manlijke lijn vanaf de zeventiende eeuw ononderbroken predikanten voor. Ditzelfde geldt voor het nageslacht tot op de dag van vandaag. Tussen 1786 en 1923 stonden er Van Eertens in Aalten, Varsseveld (drie generaties) en Doetinchem.

 

De jeugd van B.J. 1817-1842

B.J. werd geboren in 1817 in het Zeeuwse Nieuwvliet waar zijn vader predikant was. B.J.’s moeder was afkomstig uit Middelburg, ook uit een domineesgezin. B.J. was nog klein toen zijn vader werd beroepen in Varsseveld.

Hij vertelt hier zelf over; “Mijn jeugd was saai en eentonig. Ik kreeg wat les in het Frans van een privaatleraar. In 1829 brachten mijn ouders mij naar Doetinchem bij mevrouw Van Marle-Aberson, om onder leiding van Dr. A.P. van Meurs aan de Latijnse School opgeleid te worden als student”.

Op zestienjarige leeftijd overlijdt zijn moeder en dat heeft een grote indruk op hem gemaakt. “Op 18-jarige leeftijd werd ik bevorderd naar de Hooge School, mijn vader bracht mij medio september 1835 naar de Universiteit van Utrecht en ik kwam onder de zorg van Prof. Heringa”.

 

Zijn tijd in Varsseveld 1842-1856

Na zijn afstuderen in 1842 werd B.J. hulppredikant in Varsseveld tegen een honorarium van driehonderd gulden per jaar. In 1844 werd hij door zijn vader benoemd tot tweede predikant in Varsseveld. Vader ging overigens in 1845 met emeritaat, stierf in 1855 en werd begraven in Varsseveld bij zijn vrouw die hem in 1833 was voorgegaan.

 

In 1845 trouwt B.J. met Neeltje Oudijk van Putten en ze gaan samen in de pastorie wonen.

Hier worden drie van de vijf kinderen geboren, een dochter en twee zoons.

Helaas ontwikkelde zich bij Neeltje een heel ernstige neurose. Opname was niet noodzakelijke maar het huishouden en het opvoeden van de kinderen was onmogelijk. Deze taken werden al in deze jaren en later vanaf 1856 in Doetinchem overgenomen door een zuster van J.B., tante Cato. Zij volbracht dit tot aan haar dood in 1886.

 

De Doetinchemse tijd 1856-1888

Op 1 juni 1856 betrok B.J. de pastorie, gelegen in de Hamburgerstraat A 14 naast de boekhandel Raadgeep. Hier hebben voorheen de predikanten de Wilde en J.C. Kindermann²) gewoond. Later verhuisde het gezin naar de Hamburgerstraat 20, waar voorheen predikant Koolhaas woonde.

B.J. heeft veel geschreven en hield dagboekaantekeningen bij die hij “adversaria” noemde: “Het aanleggen van adversaria is zeer aan te raden. Men schrijft in weinig woorden op wat gelezen of ondervonden wordt. Een belangrijk krantenbericht, een fraaie en schoone mededeling, een gebeurtenis in de gemeente of het huisgezin. ’t Wordt een kleine geschiedenis van het leven”.

Naast kort genoteerde feiten komen we vaak uitvoerige bespiegelingen tegen, waaruit we overigens een goede indruk krijgen van de persoon van B.J. in het Doetinchemse waarin hij leefde en werkte.

B.J. was een behoudend man. Toen zijn collega Koolhaas in 1871 met emeritaat ging, ontving de kerkenraad adressen waarin werd geëist nu een moderne predikant te beroepen. De kerkenraad stelde zich krachtig op tegen het ontwakende “modernisme” en tot opluchting van B.J. werd de eis dan ook verworpen. Met belaging van de andere zijde was B.J. al in Varsseveld geconfronteerd: opvattingen die later naar de “doleantie”³) zouden voeren. Als variant hierop kreeg hij in Doetinchem te maken met de komst van dominee Van Dijk (1830-1909 )⁴), waartegen B.J. al spoedig tal van bezwaren koesterde. Hij uitte zich onder andere als volgt; “Men moet niet vergeten, dat de stichting der afgescheiden kerk, terecht of ten onrechte met wrijving en scheuring, met liefdelooze gevoelens van weerszijde tot stand kwam. De afgescheidenen waren niet altijd zachtmoedige beoordelaars, vaak hard en bitter”. B.J. ergerde zich aan Ds. Van Dijk omdat hij geen academische opleiding had, geen geleerde opvoeding had genoten en zich ‘commercieel gedroeg’ om zijn doel, het stichten van scholen om predikanten op te leiden, te bereiken

Tijdens markten en de kermisviering mijmerde B.J. jaarlijks over het losbandige gedrag en drankmisbruik.

 

De Latijnse school

In 1829 werd B.J. een van de zeven leerlingen van de Latijnse School⁵) in Doetinchem.

Zijn oudste zoon Lodewijk Frederik Ary volgde dit voorbeeld als een van de zeven in 1862, vervolgens zoon Jacobus Johannes in 1868 als een van de zeventien en ten slotte de jongste Karel Gerhard Marie in 1870 als een van de dertig leerlingen, allen onder leiding van Dr. F. van Capelle (1822-1889). Deze laatste ligt ook begraven op de Stadsbegraafplaats.

 

De Kruisberg)

“Op 1 oktober 1866 is de gevangenis voor jeugdige veroordeelden (…) geopend en daarin verblijven de gevangenen die tot dusverre te Rotterdam werden opgenomen”, schrijft B.J. in zijn dagboek. “Er werd een Keppelschen kerkleeraar benoemd”; schrijft B.J. Hijzelf vindt dat hij een geschikte kandidaat is en de Kerkenraad richt zich tot de Minister om een predikant uit Doetinchem te benoemen. Het duurde tot 1 januari 1876 en dan volgt de benoeming van B.J. tot predikant aan de Kruisberg. Hij heeft dit werk met toewijding tot enkele dagen voor zijn dood gedaan.

 

Zijn levensavond.

In oktober 1884 vierde B.J. zijn 40-jarig ambtsjubileum en dit gaat gepaard met de nodige feestelijkheden. In januari 1886 stierf de toegewijde tante Cato en enkele maanden later zijn eigen vrouw. Intussen had de 32-jarige ongehuwde dochter Dientje de taken van tante Cato overgenomen.

Eind december 1887 voelt B.J. zich niet lekker en is schor. Dokter Planten wordt geroepen en hij vreest voor ‘typheuse koortsen’. Op 30 en 31 december voelt B.J. zich zeer ziek en hij overlijdt op 2 januari 1888.

 

Gedenkteken

“De begrafenis vond onder overweldigende belangstelling plaats op zes januari. Nadien werd op initiatief van de heren M.R. Nijhuis en W.J. Raadgeep⁷) een inzameling gehouden voor een gedenkteken. Op 26 April 1888 trok nog eenmaal de gemeente op ter onthulling van dit monument als dankbare hulde aan hun ontslapen leraar en vriend. Het woord werd gevoerd door dominee Moll en oud burgemeester Jhr. G.A. Van Nispen. Onder de aanwezigen bevonden zich burgemeester Van Bommel, architect Ovink, curatoren en leraren van het gymnasium⁵), directie en personeel van De Kruisberg⁶) en voorts vele leden van de kerkelijke gemeente”; aldus de Graafschapbode van 28 april 1888.

 

 

¹)Neeltje is erkend bij huwelijk van moeder met Arij Oudijk van Putten op 23-8-1821.

 

²)Jan Christiaan Kindermann (1804-1876) was evangelisch luthers predikant en gehuwd met Johanna Henrietta Telting (1815-1868), die elders op de Stadsbegraafplaats begraven is.

Na het overlijden van zijn echtgenote vertrok hij in mei 1870 naar Utrecht en overleed daar op 72 jarige leeftijd.

 

³)De doleantie is een kerkscheuring die in 1886 plaatsvond onder leiding van dominee Abraham Kuyper. De Doleantie was een van de twee grote afscheidingen van de Nederlandse Hervormde kerk in de 19e eeuw. De andere was de Afscheiding van 1834 die uiteindelijk heeft geleid tot zelfstandige gereformeerde kerken naast de Nederlandse Hervormde Kerk. De Afscheiding van 1834 heeft, hoewel klein begonnen, grote invloed gehad op de vorming van de gereformeerde gezindte binnen de moderne Nederlandse samenleving.

 

⁴)Ds. Jan van Dijk Mzn. (Tzum16 april 1830 – Doetinchem15 januari 1909) was predikant te Doetinchem en heeft zich ingezet voor de ontwikkeling van het onderwijs in de Achterhoek.

 

⁵)Vanaf ongeveer 1600 was in Doetinchem de Latijnse School gevestigd in de Catharinakerk boven het voorportaal aan de Markt (nu Simonsplein). De leerlingen werden in dit lokaaltje, want meer was het niet, opgeleid voor de universiteit. Hun aantal varieerde in de loop der jaren van vijf tot vijftien en dus in 1870 wel dertig leerlingen. Toen in 1879 het Stedelijk Gymnasium werd geopend was afzonderlijk Latijns onderwijs niet meer nodig. De laatste leerkracht, Dr. F. van Capelle, werd rector van het nieuwe gymnasium aan de van Nispenstraat.

 

⁶)Gevangenis voor jeugdige delinquenten op 1 oktober 1866 geopend te Doetinchem. In 1886 wordt dit van strafgevangenis een rijksopvoedingsgesticht. Een bekende directeur was Jan Klootsema, hij ligt begraven op de Ambtbegraafplaats. De penitentiaire inrichting (PI) is definitief gesloten op 18 april 2014.

 

⁷)W.J. Raadgeep vestigde zich in 1842 in het pand aan de Hamburgerstraat 29, waar de winkel nog altijd zit. In 1927 fuseerde de boekhandel met de boekhandel van L. Berrevoets uit Zierikzee. De zaak bestaat nog steeds en is een van de oudste boekhandels in Nederland.

 

Bronnen: Drs. W.J.P. Coops: ‘Stads- en Ambtsbegraafplaats Doetinchem 1829-2011’. Sylvia Gijsbers: ‘Stad en Ambt, Stadsbegraafplaats 1829-1893, Ambtsbegraafplaats 1829-1967’.www.openarch.nl

www.genealogieonline.nl Stamboom Poelarends. Kronyck – Deutekom; G. van Donselaar; ‘Een dominee in Doetinchem. Brouwer, J.H et al. (Red) 1958: Doleantie in Encyclopedie van Friesland. G. Schimme van Brunswijk; Kronyck nr. 45.