Johanna Henrietta Kinderman(n)-Telting               1815-1868                  Stad

Coops              p. 55-56                                              Kolom VIII       regel 7 graf 13

Gijsbers          p. 58                                                   –

 

Hardstenen liggend ovalen zerkje (medaillon), voorzien van een geprofileerde rand en een sierlijk tekstpaneel met opschrift in verhoogde kapitalen.

 

Johanna Henrietta Telting was de echtgenote van de Evangelisch Lutherse ds. Jan Christian Kinderman(n) (1804-1876).

Zij is geboren te Edam op 2 november 1815 en overleden op 7 augustus 1868 in de gemeente Stad Doetinchem.

Haar vader was;         Theodorus Telting

Haar moeder was;      Wilhelmina Geertuijda Teengs

 

Johanna trouwt op 17 november 1841 te Edam met:

Jan Christian Kindermann.

Hij is geboren op 15 december 1804 in Amsterdam en overlijdt op 19 december 1876 in Utrecht.

Zijn vader was;           Carl Heinrich Kindermann ( – )           Carl was koopman

Zijn moeder was;        Alida (Aaltje) Hendrika Haas.¹)

 

 

Zij kregen kinderen;

  1. Carel Henrik 1842-1843      Edam-Edam
  2. Carel Hendrik 1844-1926      Edam-Den Haag         evangelisch Luthers predikant.

X 17 april 1873 Amsterdam met Elisabeth Jacoba Klinkhamer

  1. Theodorus 1848-              Stad-                           arts

X 18 mei 1876 Amsterdam met Catharina Petronella Willers.

  1. Christina Henriette Alide 1852 Stad-
  2. Jacob Kindermann 1853-              Stad-

X 14 oktober1897 in Baarn met Gysberthe Guillelmina de Wit       (1855-1915)

 

De ouders van Jan Christian waren in 1813 al beide overleden en zo werd Kindermann al vroeg in zijn leven weeskind en in het Luthersche Weeshuis in Amsterdam geplaatst. In de periode 1822-1823 studeerde Kindermann aan het Luthers Seminarium in Amsterdam. bij o.a. Joannes Theophilus Plüschke en David Jacob van Lennep. In de jaren 1824 en 1828 stond hij ingeschreven aan de Universiteit van Leiden.

In 1829 werd Kindermann als predikant van de Evangelisch-Lutherse gemeente in Wildervank bevestigd alwaar hij ook rector aan de Latijnse school werd. Hierna werkte hij als predikant in de gemeentes Edam, Schiedam en Doetinchem

 

Bij het vertrek in 1847 van ds. Broens naar Delft werd deze opgevolgd door ds. Jan Christiaan Kindermann, die gemeente 22 jaar diende.

Dat was geen toeval. Kindermann kwam, op doktersadvies vanwege een oogkwaal en het klimaat naar de Achterhoek. Met zijn vrouw Johanna en 5 kinderen gaat hij wonen aan de Hamburgerstraat A 14.

 

Hij was een bijzondere en begaafde man, letterkundige van naam, die veel publicaties²) het licht deed zien.

Gedurende enige tijd was hij rector aan de Latijnse School³) in Doetinchem.

Met allerlei maatschappelijke wantoestanden in het Doetinchemse als onderwerp was hij een gevierd redenaar. Het volgende verhaal over hem mag karakteristiek genoemd worden.

“Toen hij eens bij een adellijke familie op visite was, kwam het gesprek op het zilveren theeservies. De gastvrouw vertelde hoe ze eraan gekomen was. Ze had al verscheidene jaren de rekeningen van neringdoenden en ambachtslieden enige tijd laten liggen voordat ze betaalde. Ze had het geld zolang op rente gezet en daarvan dit theeservies gekocht. Ds. Kindermann begon al op zijn stoel heen en weer te draaien en toen de barones hem vroeg of hij een kopje thee wilde kwam de uitbarsting:

“Ik dank U mevrouw; uit een kopje, waaraan het bloed van de werkman kleeft, wens ik geen thee te drinken”.

Hij ging weg en heeft nooit weer een voet in het kasteel willen zetten”.

 

Dat dit verhaal niet slechts een anekdote is, blijkt vrij aardig uit enige fragmenten uit de necrologie, die zijn zeer goede vriend/confrère J.P. de Keyser in 1877 schreef voor de algemene vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden.

“..er was wel eens iets bitters in den toon, waarop de man over het weeshuisleven van het kind zich uitliet. En zou ’t zoo vreemd zijn, wanneer de droeve ervaring van het kind eenig spoor had achtergelaten in het hart van den man?..

Inderdaad, de hooge, droge lucht, die hij gezocht had, hij had ze wel gevonden; maar veel meer gaf Doetinchem hem ook niet, een tractement van ƒ 670, zonder vrije woning, dat eerst in de loop der jaren tot ƒ 945 werd verhoogd. Kort na zijn komst in Doetinchem verloor hij door een bankroet geheel zijn vermogen.

Met onverstoorbare kalmte droeg hij dezen slag, en arbeidde nu dag op dag, en menigen nacht erbij, om in de behoefte van zijn gezin te voorzien…Den 19den December 1876 ontsliep hij.

Hij had van ’t leven niet veel gehad dan de Hooge, droge lucht van den Achterhoek”.

(Aldus J.P. de Keyser, Aug. 1877)

 

Op 7 augustus 1868 overlijdt zijn vrouw Johanna Henrietta en hierna vertrekt Kindermann in mei 1870 en vestigt Kindermann zich in Utrecht. Daar wordt hij lid van de kerkeraad van de Evangelisch-Lutherse gemeente.

Hij overleed in Utrecht op 19 December 1876.

 

¹)Dat families in Doetinchem zeer verwant waren blijkt o.a. uit het feit dat de dochter van Carl Heinrich en Aaltje Hendrika, Geertruij Wilhelmina Sophia Kinderman op 27 oktober 1831 te Amsterdam trouwt met Peter Coops, dan winkelier van beroep. Peter is weer de zoon van de bekende Willem D.jzn Coops (1772-1850) en Johanna Maria Evekink (1771-1839). Beide zijn ook op de Stadsbegraafplaats begraven.

 

²) Hij was schrijver onder pseudoniemen Teknander en Chonia. Kindermann had een interesse voor zowel filosofie, geschiedenis, natuurwetenschappen en letterkunde. Hij schreef zowel filosofisch geaarde teksten als novellen en humoristische stukken. Op 16 juni 1853 werd hij benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. Zijn schrijfstijl wordt gekenmerkt door een eigen visie op vrijheid en vooruitgang en de ontmaskering van “den maatschappelijken leugen en holheid en lafheid”, waar hij die meende op te merken, ook op kerkelijk terrein.

 

³)Vanaf ongeveer 1600 was in Doetinchem de Latijnse School gevestigd in de Catharinakerk boven het voorportaal aan de Markt (nu Simonsplein). De leerlingen werden in dit lokaaltje, want meer was het niet, opgeleid voor de universiteit. Hun aantal varieerde in de loop der jaren van vijf tot vijftien en dus in 1870 wel dertig leerlingen. Toen in 1879 het Stedelijk Gymnasium werd geopend was afzonderlijk Latijns onderwijs niet meer nodig. De laatste leerkracht, Dr. F. van Capelle, werd rector van het nieuwe gymnasium aan de van Nispenstraat.

 

 

Bronnen; Drs. W.J.P. Coops: ‘Stads- en Ambtsbegraafplaats Doetinchem 1829-2011’. Sylvia Gijsbers: ‘Stad en Ambt, Stadsbegraafplaats 1829-1893, Ambtsbegraafplaats 1829-1967’J.P. de Keyser: 1877. Levensschets van Jan Christiaan Kindermann. Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde pagina 95.(Wikipedia). P.J. de Bie, J. Loosjes 1931. Jan Christiaan Kindermann. Biographisch woordenboek van protestantsche godgelleerden in Nederland. Deel 4. 757. (Wikipedia).Ds. C.H. Lindijer: Geschiedenis van de Evangelischh Lutherse gemeente te Doetinchem, 1949.