Hendrik Christiaan Willink Ketjen                1806-1861                  Stad

-Coops            p. –       Ketjen                         kolom VI         regel 2,3          Nr 41, 41A

-Gijsbers         p. 92    Ketjen                         Vak VI  Nr 43

Hij was ondernemer en fabrikant.

 

Hendrik Christiaan werd geboren in de gemeente Stad Doetinchem op 9 juli 1806.

Hij was de zoon van Hendrik Ketjen (1764-1834) en Gezina Christina Willink (1777-1842)

Hun graf is elders op de begraafplaats: ‘Familiegraf Willink Ketjen’.

 

Hendrik was een telg uit een belangrijke familie die vroeger al ondernemers, militairen, fabrikanten en magistraten leverde.

Hij had zeven halfzusjes en broertjes uit het eerste huwelijk van zijn vader met Johanna Helena ten Cate en twee zusjes uit het tweede huwelijk van zijn vader met Gezina Christina Willink.

Zijn halfzusters trouwden met resp. een notariszoon Ter Maat in Doetinchem en met een fabrikant Boddendijk in Doetinchem.

 

Over zijn opleiding is verder niets bekend maar Hendrik erft van zijn vader –Hendrik Ketjen- de elixerfabriek H. Ketjen & Zn.

 

Hendrik Christiaan Willink Ketjen trouwt op 27 jarige leeftijd in Doetinchem op

18 juli 1833 met Jeanne Antoinette Caroline Schröder (1810-1852) geboren te Weeze (Pruisen)

(Vader van Jeanne is: Carel Schröder, militair en de moeder is: Petronella Coops.

Beider graven zijn te vinden op de Stadsbegraafplaats)

 

Uit het huwelijk zijn tien kinderen geboren. Na het overlijden van hun moeder Jeanne in 1859 en hun vader Hendrik in 1861, zijn 9 kinderen minderjarig.

Ze zijn naar verschillende woonplaatsen vertrokken.

2 bleven er in Stad Doetinchem, de oudste was van 1837 en de jongste van 1850)

Notariële akte op 9 februari 1855, te Doetinchem¹)

  1. Henriëtte Geziena Christina 1833-1887 Stad-Stad        ongehuwd?
  2. Caroline Adriana Sara 1834-1916      Stad-Zutphen (x Hendrik Ketjen)
  3. Henriëtte 1836-1895 Stad-Rijswijk (x Arend Folmer)
  4. Carel 1837-1907 Stad-Stad fabrikant (x Catharina Coops)
  5. Jeanne Antoinette Caroline 1839-1894 Stad-Zutphen ongehuwd?
  6. Willem Everhard 1843/5-? Stad-   ?
  7. Jean Anne 1845-1894 Stad-Pretoria (RSA) militair/koopman
  8. Maria Anna Catharina 1847-1921 Stad-Hilversum (x Herman Wichers)
  9. Hendrik 1848-? Stad-   ?          (x Christina Frederika Boers)
  10. Rudolf 1850-1862 Stad-Eck en Wiel        11 jaar, kostschool-ll.

 

De ondernemer

In 1829 richtten H.C. Willink Ketjen en B.L. Coninck Boddendijk in Doetinchem een distilleerderij op, later uitgebreid met een branderij 5e klasse en een azijnmakerij.

Deze zou gestaan hebben aan de Kapoeniestraat kad. Sec. C nr. 395.

In 1838 werd zelfs een zusterbedrijf in het Groningse Haren opgericht. Vier jaar later werden alle bedrijven opgedoekt en zochten de vennoten een eigen weg.

 

In 1841 vroeg Ketjen toestemming om in de zogenaamde Ommedraai een likeurstokerij te mogen oprichten op naam van fa. H. Ketjen & Zn. Dit levert een vervelende administratieve procedure op en dit wordt opgelost nadat hij opnieuw een verzoek had ingediend, nu op zijn eigen naam. Zo werd de gewenste toestemming afgegeven.

 

In 1853 vroegen Ketjen & Zoon, likeurstokers, toestemming de stokerij over te mogen brengen van de Ommedraai naar de Waterstraat kadastraal sectie C nr. 424. De omwonende Smeenk, Termaat en Breuker dienden geen bezwaren in.

 

In 1856 verhuist het bedrijf naar pand kadastraal sectie C nr. 311. Nadat er geen bezwaar was afgegeven door F. Nusfelder werd de verhuizing in 1857 gerealiseerd.

 

In 1856 krijgt de likeurstokerij een meningsverschil met de Rijksfiscus of de geproduceerde pommerancespiritus²) als likeur kon worden aangemerkt. (spiritus heeft hier de betekenis van alcohol). Ketjen heeft jarenlang dit product geproduceerd en veelal geëxporteerd. Bij export kon men voor een exportpremie in aanmerking komen.

Na een langdurige discussie en correspondentie met o.a. de tijdelijke controleur van de rijksbelastingen Tilanus Baerts, besluit uiteindelijk de minister dat het door Ketjen geproduceerde en aangegeven product als, pommerancenspiritus geen zoete, fijne likeur betrof. De toestemming om te mogen exporteren en hierover ook de verschuldigde accijnzen te moeten betalen komt op 25 juni 1857.

De export naar Nederlands Oost-Indië³) was een grote markt voor de Nederlandse distilleerderijen en bitterfabrieken, ook voor Ketjen.

 

 

 

¹)Notaris; J.D. Pasteur.

Voogd; Hendrik Christiaan Willink Ketjen vader van en voogd over zijn kinderen uit het huwelijk met Jeanne. (alle tien de kinderen)

Toeziend voogd; Dirk Simons.

 

²)De bittere sinaasappel of pomeranze, ook wel Sevilla sinaasappel en zure sinaasappel genoemd is een citrusplant. Hun vrucht is oranjeachtig, maar bitter en kleiner. De bittere smaak is waarschijnlijk ontstaan als hybride tussen grafruit en mandarijn, waarschijnlijk in het Zuiden van China.

 

³)Advertentie; ‘Bataviaansch Handelsblad’ van woensdag 16 januari 1878.

Verkrijgbaar bij Levert & Co; Elixer Longae Vitae, “ook wel doch ten onregte genaamd”; Pommerancenspiritus. Volgens deze advertentie is een lang leven gegarandeerd bij mate gebruik en het is goed om allerlei kwalen te bestrijden.

 

Bronnen: Drs. W.J.P. Coops: ‘Stads- en Ambtsbegraafplaats Doetinchem 1829-2011’. Sylvia Gijsbers: ‘Stad en Ambt, Stadsbegraafplaats 1829-1893, Ambtsbegraafplaats 1829-1967’. R.H.C. Maanen, ‘Willink Ketjen overhoop met belasting over likeur’, Kronyck nr. 94 december 1999 en ‘De distilleerderij 6e klasse van Boddendijk & Co in Doetinchem. Kronyck nr. 101, september 2001.Wikipedia: W. Reuther, H.J. Webber, L.D. Batchelor (eds.) (1967): De citrusindustrie. Vol. 1&2. Universiteit van Californië.

Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers te Doetinchem: Notariële archieven notarissen in de gemeente Doetinchem, 1812-1935, Doetinchem, archief 3012, inventarisnummer 35, 09-02-1855.