Evert Jan Planten                              1768-1832                                          Stad

-Coops            p. 49 en 50                             Kolom V regel 5,6,7    Grafnummer 53,54,55

-Gijsbers         p. 46 en 47

 

‘Een zandstenen zerk uit 1832, een van de oudere graven van de Stadsbegraafplaats dus. De zerk is eenvoudig en rechthoekig, met opschrift in verdiepte kapitalen en een eenvoudige sierrand er omheen’.

 

 

Evert Jan Planten werd geboren op 25 maart 1768 in Stad Doetinchem en overleed op

16 mei 1832 ook in Stad Doetinchem.

Zijn vader was; Evert Godefried (Godevrid) Planten (1734- ? ).

Hij was rentmeester, chirurgijn en secretaris van Stad Doetinchem.

Zijn moeder was; Johanna Maria van der Horst op 15-5-1726 gedoopt en in 1743 ingeschreven in Doetinchem. De datum van haar overlijden is niet bekend.

 

 

Op 30 december 1792 trouwt Evert Jan in Doetinchem met Frederica Eerligh (Eerlich).

Zij is gedoopt op 29 maart 1761 in Doetinchem en is overleden in Doetinchem op 10 april 1830 in Doetinchem.

Haar vader was; Hendrik Eerligh (Eerlich)                ( ? -1821)        apotheker en bestuurder

Haar moeder was; Willemina Elisabeth ter Maat    (1730-1821)

 

Kinderen;

Johanna Maria                                   1793-1819      Stad-Stad

 

Willemina Elisabeth                           1795-1838      Stad-Stad

Op 18 juli 1822 trouwt zij in Doetinchem met Willem Colson Aberson. Hij was militair en burgemeester van Doetinchem.(1784-1843)*)

 

Evert Godfried                                   1798-1820      Stad-Leiden    (23 jaar wonende te Rapenburg wijk 1 no 217, student in de medicijnen)

 

Hendrik                                              1800-   ?          Stad- ?

Hij is vermoedelijk jong overleden.

*) Willemina en Willem zijn beiden elders begraven op de Stadsbegraafplaats.

 

Opleiding en loopbaan

Evert Jan is de jongste van 5 kinderen.

Evert Jan gaat aan de Gelderse universiteit in Harderwijk¹) medicijnen studeren en is de eerste ‘Planten’ die de artsentitel verwerft.

Hij start de praktijk in Doetinchem en trouwt in 1792 met de apothekersdochter Frederica Eerligh en ze gaan wonen in de Hamburgerstraat 14 (tegenwoordig de boekhandel Raadgeep en Berrevoets).

 

Hij volgde Adriaan Bornaneaus, die op 26 april 1796 is overleden, op als medicinae doctor in Doetinchem.

 

 

Functies

Evert Jan wordt op 8 mei 1798 door de magistraat aangesteld als medicinae doctor. Hij diende alle armen en behoeftigen, of zij nu van de diaconie of van het gasthuis trokken, zonder onderscheid te maken, gratis te helpen. Wanneer er binnen de stad een zware ‘aanstekende siekte’ ging optreden, mocht hij zich niet zonder toestemming van het stadsbestuur buiten de stad en schependom²) begeven.

 

Daarnaast wordt hij de laatste schepen in het oude bestel en in de Franse tijd is hij vanaf 1813 ‘maire’ van Doetinchem³). De mairie Doetinchem viel in deze tijd onder het Arrondissement Zutphen.

 

Na de Franse tijd wordt Evert Jan in 1816 de eerste burgemeester van Stad Doetinchem tot 1831 en bleef tevens stadsgeneesheer.

Onder zijn bewind wordt op 27 november 1826 een aanbesteding uitgeschreven voor; “De leverancie de vereischte Materialen en het Arbeidsloon tot eene te verbeteren inrigting van het EERSTE NEDERDUITSCHE SCHOOLGEBOUW ter dezer Stede”. Dit was de lagere school in Doetinchem

 

Verder was hij medeoprichter in 1823 en bestuurslid tot 1831 van de afdeling “Doetinchem” van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen⁴).

 

Hoewel bekend als een van de oprichters van de Herensociëteit ‘De Vriendschap’⁵) in 1812, was hij zelf geen lid.

 

Ook was hij curator van de Latijnsche School in Doetinchem en president-kerkvoogd van de Nederlands-hervormde gemeente.

 

 

De mens en zijn bezittingen

Dr. Planten was een man van weinig woorden, een zwijgzame norse man maar met een hart van goud. Hij liet elke dag om 2 uur zijn Gelders karretje voorrijden als hij naar de buiten patiënten ging en zei tegen de koetsier alleen maar links, rechts of halt en verder geen woord.

Naast Evert Jan was er eind 18e eeuw in Doetinchem ook Dr. J.J.E. Bentfort**) werkzaam. Bentfort woonde eerst op de Markt en later in de Grutstraat. Zij hadden als arts een groot verzorgingsgebied dat ook de dorpen Zelhem, Terborg, Zeddam, Wehl, Hummelo en Keppel omvatte.

**) Dr. Bentfort en zijn echtgenote zijn niet in Doetinchem overleden en begraven. Wel bevindt zich op de Stadsbegraafplaats een familiegraf waarin twee van hun kinderen liggen.

 

Evert Jan is nog een van de ‘grondleggers’ geweest van de Stadsbegraafplaats. Hij heeft aan de toenmalige gemeente Stad Doetinchem de grond aan de toenmalige Nieuweweg groot 2.200 m², verkocht voor de somma van 175 gulden. De Stadsbegraafplaats is in 1829 in gebruik genomen.

Evert Jan was redelijk welgesteld. Hij had namelijk een dienstbode, betaalde ƒ 130,- aan personele belasting⁶) voor zijn woning die geregistreerd stond met 19 ramen.

Hij bezat samen met de familie Ver Huell een bank in de Nederlands Hervormde Kerk.

Zijn huis aan de Hamburgerstraat was redelijk groot, met zijn negentien deuren en vensters: Hij bezat ook nog een buiten en veel landerijen, onder andere “den Ooyman”⁷).

Op 16 mei 1832 overlijdt Evert Jan  “aan de gevolgen eener slepende ongesteldheid” zoals in de rouwadvertentie staat. Hij is dan 64 jaar.

 

De familie Planten

Al in de 16e eeuw behoren de families Coops, Ketjen en Planten tot de voorname burgers van Doetinchem. Uit hun gelederen werden burgemeesters gekozen en zij huwden op hun beurt met zonen en dochters van andere burgemeesters. Zie dochter Willemina van Evert Jan en Frederica die trouwt met Willem Colson Aberson. Bij de familie Planten is er sprake van een Doetinchemse en een Varsseveldse tak. Beide leveren in het derde geslacht een burgemeester.

 

Evert Jan is ge-eerd met een straat. Deze is gelegen tussen de Terborgseweg en het Pasplein, aan de achterzijde van het huidige gemeentehuis

 

¹)De Gelderse Universiteit was gevestigd in Harderwijk en bestond van 1648 tot 1811. Ze werd opgericht door de Staten van Gelre werd zij ook wel de Gelderse Universiteit genoemd.

Het verhaal gaat dat de rijken gewoonlijk naar Leiden reisden; minder gefortuneerden gingen naar Harderwijk, waar de promotie minder kostbaar was en sneller verliep. Tijdens de Franse bezetting werd de universiteit opgeheven. Koning Willem I probeerde de universiteit net als die van Franeker zonder succes nog nieuw leven in te blazen, door haar te heroprichten als Rijksathenaeum in 1815. In 1815 sloot dit Rijksathenaeum zijn deuren echter en verdween het instituut.

 

²)De Burgerlijke overheid bestond uit twee afzonderlijke rechtsgebieden: de Stad en het Schependom Doetinchem enerzijds, en daarnaast het Richterambt van Doetinchem, met de buurtschappen Langerak (met Hagen, de Kruisberg en Rozegaard), IJzevoorde (met de Slangenburg), Oosseld (met Koekendaal), Gaanderen (met Ter Gun) en de Stadsheide.

 

³)Maire van Doetinchem .

In het jaar 1795 is er de ommekeer met de stichting van de Bataafse republiek, ook wel genoemd de Franse tijd. De adellijke elite maakt plaats voor de burgerlijke elite. Een raad van burgers vormt nu het bestuur. Deze raad werd in 1798 vervangen door een gekozen gemeente bestuur. Volgens de Franse wetgeving werd de benaming mairie gebruikt voor gemeente en de burgemeester heet dan maire. Aan het einde van de Franse tijd op 25-12-1813 veranderen alle titels, Maire wordt weer burgemeester en adjoints heten nu assessoren en later wethouders.

 

⁴)De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (kortweg ’t Nut) is een landelijke vereniging met plaatselijke afdelingen (“departementen”), opgericht in 1784, die zich ten doel stelt het welzijn, in de ruimste zin, van individu en gemeenschap te bevorderen. De vereniging streeft naar individuele en maatschappelijke ontplooiing met een zo hoog mogelijk cultureel gehalte. De Maatschappij hield en houdt zich bezig met zaken die het algemeen belang dienen, zoals onderwijs, ontwikkeling en maatschappelijke discussie. Ze heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de democratisering van Nederland.

 

⁵) De Heerensociëteit ‘de Vriendschap’ in Doetinchem.

Deze sociëteit is opgericht in 1812. De bijeenkomsten waren in Hotel Rademaker, op de hoek van de Grutstraat en de Omdraai en in een vertrek boven de woning van Willem Wolsink, op de hoek van de Markt en de Heezenstraat. In 1863 kreeg de sociëteit een eigen gebouw op de hoek van de Grutstraat/Hofstraat. Vele notabelen van de stad Doetinchem waren er lid van getuige de familienamen; Planten, Evekink, Ketjen, Termaat, Cremer, Lambrechts.

Het sociëteitsgebouw had met zijn grote zaal de functie van de huidige schouwburg. In 1990 is het gebouw gesloopt.

 

⁶) Personele belasting was een belasting voor de vermogenden. Hun rijkdom werd afgemeten aan het aantal dienstboden, koets- en rijpaarden, haardsteden en ramen en deuren in de huizen die ze bezaten. En aan de waarde van hun grond. De belastingambtenaar kwam toen nog aan huis om te plekke het aantal dienstboden, paarden, ramen en dergelijke te tellen. De afhandeling van de belastingzaken vond daarna plaats in het dorpshuis of het plaatselijke café.

 

⁷)”De Ooyman” of de Ooiman ontleent haar huidige naam aan een boerderij, die voorjaar 1967 werd gesloopt. De naam is al heel oud. In het verpondingsregister van 1647 is sprake van ‘het Oymans-guet in hert buurtschap Oesselt’(Oosseld). Het is dan een van de goederen van Bilheim (klooster Bethlehem).

In 1830 waren alle bouwlanden van de boerderij De Ooyman in het bezit van Evert Jan Planten.

Hierna is het lange tijd in het bezit geweest van diverse burgemeesters van de in 1825 opgerichte gemeente Ambt Doetinchem en deze omvatte het dorp Gaanderen en de buurtschappen IJzevoorde, Oosselt, Langerak en Dichteren. In 1881 werd besloten er een villa op te bouwen, pal naast de boerderij en deze ambtswoning werd “De Koekendaal” genoemd. Burgemeester Christiaan Bernhard Wilhelm Kehrer heeft waarschijnlijk na 1895 de naam van de villa  “De Koekendaal” veranderd in “Den Ooyman”.

In 1928 heeft de toenmalige eigenaar Hofstede Crull de villa vanaf de fundamenten geheel opnieuw laten opbouwen.

 

Bronnen: Drs. W.J.P. Coops: ‘Stads- en Ambtsbegraafplaats Doetinchem 1829-2011’. Sylvia Gijsbers: ‘Stad en Ambt, S.H. Lovink Hz, ‘De Geschiedenis van Doetinchem’, Raadgeep, 1978’. www.hvsteenderen.nl E.J. Plant en; “Stadsgeneesheer en Burgemeester van Doetinchem”. Diverse artikelen uit de Kronyck van de Historische Vereniging Deutekom, o.a. ‘De elite van Doetinchem 1795-183’ van Titia van den Akker. www.doetinchem1832.jouwweb.nl ‘Burgemeesters der stad Doetinchem’.www.rijksoverheid.nl “Geschiedenis belastingen”. Rob Lureman, Jan Steijntjes en Gon Boekkooi; “’n Moment voor een Monument”, een uitgave van de Oudheidkundige Kring Doetinchem, juni 1985.Guus Dinkla; “Doetinchems Verleden” een uitgave van Raadgeep + Berrevoets.J.C. Boogman en S. Oosterhaven; “Geschiedenis van Doetinchem “, De Walburg Pers/Oudheidkundige Kring Deutekom 1986. “De Zwerfsteen”, Periodiek orgaan van de historische vereniging Steenderen.www.oudzelhem.nl “Geneeskunde in Zelhem en Halle”.